Ik zal er geen doekjes om winden. Stond ik vier maanden geleden nog in mijn ondergoed midden in het Argentijnse regenwoud (Je leest er alles over in mijn blog over Iguazú), afgelopen week kon de Afrikaanse savanne meegenieten van mijn melkwitte bilpartij.
Het was niet mijn bedoeling om hier een gewoonte van te maken, maar mijn anti-glamoureuze-en-niet-altijd-even-goed-voorbereide leven kende blijkbaar nog niet genoeg genânte momenten.
De droge lucht vol stof en zand in combinatie met veelvuldig gebruik deden mijn skydivepak al geen goed. De zwarte stof werd met de dag dunner. Desondanks deden de hoge temperaturen midden op de dag mij op een gegeven moment toch besluiten om mijn sportlegging, die ik normaal gesproken altijd onder mijn pak draag als extra beschermlaag en voor een beetje meer warmte, achterwege te laten en net als mijn mannelijke mede-springers in alleen mijn ondergoed in mijn pak te kruipen.
Guess what, uitgerekend deze keer besloot het stiksel op mijn achterste, dat tot nu toe de onderdelen keurig bij elkaar had weten te houden, dat het genoeg inspanning had geleverd; tijdens een turbulente landing, waarbij ik onder begeleiding van een paar dramatische stofwolken eerst met mijn hielen en daarna met mijn kuiten, benen en tot slot met mijn kont over de woestijngrond swoopte, scheurde de stof ter hoogte van mijn kont met dezelfde snelheid als mijn indrukwekkende landing - recht door de midden.
Toen ik opstond kon ik aan de reacties van de omstanders het resultaat al raden en een snelle greep naar mijn achterste bevestigde wat ik al dacht: iemand stond weer eens in haar ondergoed in een nationaal natuurgebied.
Tactisch probeerde ik de bovenkant van mijn pak nog naar beneden te vouwen, zodat mijn mouwen mijn achterste nog enigszins konden bedekken tijdens mijn walk of shame naar de hangar. Een kansloze missie. Eenmaal afgetuigd en omgekleed, waagde ik mij weer in de bar, op zoek naar mijn fles water. Die stond al klaar op de tafel, voorzien van mijn naam en een heleboel hartjes. En ja, ik wil graag geloven dat het hartjes waren.
Aan het einde van de dag, op weg van de dropzone terug naar het hotel, valt mijn oog op een enorme berg plastic afval. Het was mij al eerder opgevallen. Het collectieve begrip "plasticsoep" heeft hier, in een droog woestijnlandschap, de vorm van een groot platsic gebergte. Het gekleurde afval verteert op deze droge zandgrond al net zo min als in zee en ontsiert op dezelfde treurige manier zijn omgeving. Terwijl ik achterop de pick-up truck mijn hoofd breek over een oplossing voor dit enorme probleem, hoop ik stiekem wel dat de herinneringen aan deze dag iets sneller zullen vervagen dan mijn plastic waterfles.
Comments